(Het gevaar en de kracht van de social media ? klik op deze link)
12 april 2007 22:05
Communicatiewetenschappers maken een onderscheid tussen imago en identiteit. Hoewel er verschillende definities zijn, kan imago worden omschreven als “het beeld dat anderen van iets of iemand hebben” terwijl identiteit staat voor “wat iets of iemand in werkelijkheid is”. Imago en identiteit kunnen soms ver uiteenlopen: Franse auto’s hadden lang de reputatie roestbakken te zijn (imago), terwijl ze in werkelijkheid echt niet sneller roestten dan bijvoorbeeld hun Duitse concurrenten.
Imago en identiteit kunnen elkaar ook wederzijds versterken: als een nieuw model auto in de reclame wordt gepresenteerd als een echte sportwagen (imago) dan zullen met name sportief ingestelde autorijders deze auto aanschaffen. Na enige tijd zullen dus vooral sportievelingen in deze auto gezien worden (identiteit), waardoor het imago van sportwagen wordt bevestigd.
Ook bij de American Pit Bull Terriër is het imago vooruitgelopen op zijn identiteit: nog vóór het eerste bijtincident werd het ras al als “moordmachine” aan kijkers en lezers gepresenteerd. Deze opgedrongen reputatie trok een bedenkelijke groep “liefhebbers” aan, die dat imago bevestigden en zo uiteindelijk een ongewenste identiteit creëerden. Niet ten onrechte concludeert communicatiewetenschapper drs. Eliaan Schoonman dat de pitbull door de pers naar zijn imago van “time bomb on legs” is toegeschreven.
In de afgelopen twee decennia hebben de media de meest verrukkelijke onzin over de American Pit Bull Terriër en andere “vechthondenrassen” verkondigd. Helaas hebben publiek en beleidsmakers de veelal gekleurde berichtgeving vol verzinsels en halve waarheden met graagte overgenomen en tot waarheid verheven. Communicatiewetenschapper drs. Eliaan Schoonman concludeert zelfs dat de pitbull door de pers naar zijn reputatie van “time bomb on legs” is geschreven: nog vóór het eerste serieuze bijtincident werd het ras al als “moordmachine” aan kijkers en lezers gepresenteerd. De reportages van de pers zijn uiteindelijk tot een zichzelf vervullende profetie geworden.
In 1983 komt het Duitse familieblad Geo Magazine met de eerste berichtgeving over pitbullgevechten, op de voet gevolgd door haar Nederlandse evenknieën Panorama en Nieuwe Revu. De materie leent zich uitermate voor sappige strofes: iedere journalist die in de jaren erop volgend over het onderwerp zal schrijven, slijpt zijn pen tot een scherpe punt. Of, om in lijn met de terriërmaterie te blijven, zet zijn tanden gretig in de gruwelijke taferelen. Van enige bedreiging van de openbare orde en veiligheid is dan nog geen sprake: de pitbull wordt tot 1986 in geen enkel krantenbericht over hondenbeten genoemd. Het accent in de berichtgeving ligt in de eerste jaren tot 1986 bij de training voor hondengevechten.
Trouw schrijft op 12 september 1986: “Zo zou het gebeuren dat katten in een jutezak aan een boom worden gehangen. De pitbullterriërs springen dan naar de zak en bijten erin. De Vereniging Dierenambulance Groningen vertelt dat de kat na afloop uit de zak gehaald wordt en door de hond verscheurd wordt als een soort beloning”. En de Volkskrant in dezelfde periode: “In Groningen zijn al enkele honderden bomen door pitbullterriërs zwaar beschadigd. Bezitters laten ze aan takken hangen om hun kaakspieren te ontwikkelen. De gemeente werkt nu aan voorzieningen waar de honden dan in hemelsnaam maar op moeten oefenen, zodat de bomen gespaard blijven. Er komen bijvoorbeeld autobanden, opgehangen aan kettingen”.
Frappant genoeg blijkt uit onderzoek van de gemeentepolitie Groningen dat er nauwelijks of geen sprake is van overlast en dat er géén aanwijzingen zijn dat de verhalen uit beide kranten op waarheid berusten. Aan de bron van de latere problemen rond de American Pit Bull Terriër ligt het menselijke gegeven dat dit genre “horror” zo gruwelijk tot de verbeelding spreekt. In 1987 gaat Vrij Nederland op zoek naar hondengevechten in ons land. Het feit dat de journalisten van het blad tijdens hun speurtocht niet één hondengevecht of aanwijzing daarvan hebben kunnen vinden, weerhoudt ze er vervolgens niet van om twee kolommen uit te wijden over hondengevechten en daarbij allerlei mensen aan het woord te laten die ook wel denken dat het waar is. Kortom: een vermoeden wordt bevestigd door mensen die dat vermoeden ook hebben. Journalistiek is dit een onacceptabele manier van werken. Het imago van de pitbull is hiermee echter een feit.
In de periode hierna verschijnen er steeds vaker berichten in de dagbladen over pitbulls die buiten de vechtring bijten. Aan het eind van 1988 gaat zelfs meer dan de helft van het aantal bijtberichten in de krant over pitbulls, aldus de krantenknipselregistratie van de stichting Consument en Veiligheid. Onderzoek van dezelfde stichting in het najaar van 1988 leverde een lijst op van 508 slachtoffers van hondenbeten naar ras. Slachtoffers die zich bij een EHBO-post hadden moeten laten behandelen.
Anders dan je op grond van de krantenberichten zou verwachten, bestond de lijst geregistreerde hondenbeten echter niet uit 254 pitbulls. Immers, als de helft van alle berichten daarover gaat, zou je ook een vergelijkbare hoeveelheid incidenten verwachten! Voor journalisten is het dus interessanter om over bijtende pitbulls te schrijven, dan over bijtende herdershonden. Daarmee is de slechte reputatie van de pitbull ten onrechte bevestigd voor het krantenlezend publiek.
Na de gruwelverhalen in de Europese pers mag de pitbullterriër zich plots in een enorme belangstelling verheugen. De pups zijn niet aan te slepen en in elke volksbuurt of betonwijk is er wel een quasi-fokker die in dit gat in de markt springt. Binnen enkele jaren loopt het aantal pitbulls op tot zo’n vijftienduizend. Daar zitten dan inmiddels duizenden tussen met een driedubbel probleem: een lukraak gefokte hond, met een maatschappelijk minder stabiele eigenaar én een omgeving, een kleine woonruimte drie hoog bijvoorbeeld, waar het gedrag van de hond in ieder geval al sneller kan ontsporen dan op een ruime boerderij met 6 hectare eigen grond. Sommige eigenaren kunnen hun hond niet hanteren en laten het beestje daarom de hele dag maar op het balkon zitten. De identiteit van de pitbull begint geleidelijk aan zijn – door de pers opgedrongen – imago in te halen.
Op 22 februari 1990 wordt de eerste peuter door een pitbull doodgebeten. De kinderen spelen in de keuken in gezelschap van de hond Tom. De kinderen krijgen ruzie en Tom verdedigt het eigen kind. Moeder doet boven de was en verneemt van haar kind dat de hond het vriendinnetje aan het bijten is. Zij grijpt niet in, maar haalt hulp. Die komt te laat, want het meisje overlijdt in het ziekenhuis aan haar verwondingen. Nederland reageert geschokt op het ongeluk. De impact van het ongeluk is echter niet los te zien van de lange “incubatietijd” van imago, naar identiteit naar issue. Precies hetzelfde ongeluk, maar zonder “incubatietijd” heeft namelijk nagenoeg geen impact.
De Sint Bernard die in augustus 1991 een peuter doodbeet, haalde de krant, maar daar bleef het dan ook bij. De eenzijdige en gekleurde belangstelling van de pers hebben er uiteindelijk toe geleid dat de pitbullterriër in 1993 door de Regeling Agressieve Dieren in Nederland werd verboden. Bij gebrek aan stof tot schrijven stortten de journalisten zich daarom op enkele andere stoere hondenrassen, steevast gepresenteerd als “Opvolgers van de pitbull”. Waarbij de kop van de reportages meer dan eens werd ingeluid door de retorische vraag: “Nóg erger dan de pitbull?”. Daarmee is de toon gezet voor een herhaling van de media-hetze en heeft de pers wellicht opnieuw een zichzelf vervullende profetie gecreëerd.
Bron: Issues Management,
door drs. Eliaan Schoonman
(communicatiewetenschapper)
Een artikel van Martin Gaus 03-10-2014 (link naar artikel)
Moeilijk objectief te blijven bij berichtgeving Amerikaanse stafford
Uit inventarisatie van de mediaredactie blijkt dat er bijna alleen negatief bericht wordt over de Amerikaanse stafford. De stafford wordt in de media afgebeeld als een gevaarlijke hond die erg snel bijt. Martin Gaus, hondengedragstherapeut en dierenvriend, vindt het niet raar dat de hond met een schuin oog aangekeken wordt.
De manier waarop mensen over de stafford denken, komt voor Martin Gaus niet uit de lucht vallen. Gaus: “Mensen die niks weten van het ras worden beïnvloed door de vroegere pitbullwet. Het zorgt ervoor dat iedereen vooringenomen op de hond reageert” De Regeling Agressieve Dieren, of in de volksmond de pitbullwet, werd ingevoerd in 1993. Het doel hiervan was door een fok- en houdverbod het ras te laten uitsterven. De wet werd afschaft omdat de regelgeving niet effectief bleek. Het aantal bijtincidenten met dodelijke afloop was door de jaren heen hetzelfde gebleven.
Bijtincidenten
Als er één hond veel in het nieuws komt door bijtincidenten is het wel de stafford. Dit komt volgens Gaus doordat de bijtkracht van de stafford zo ontzettend groot is. “De bijtkracht van een stafford is niet te vergelijken met die van een chihuahua. Als een chihuahua bijt, dan laat hij een litteken achter. Een bijtincident van een stafford betekent een stuk vlees uit je lijf.” Zo vertelt Gaus. Een gevolg van de berichtgeving kan zijn dat mensen gaan generaliseren. Gaus:“Als er weer een bijtincident is met een stafford, dan vergeten mensen de 999 andere incidenten met andere honden.” Gaus vindt dit geen goed beeld. “Als er één groenteman een rotte ui verkoopt, verkopen niet alle groentemannen rotte uien.”
Beeld
De berichtgeving over de stafford schept geen realistisch beeld. Volgens Gaus zijn er gelukkig heel veel staffords die heel erg sociaal tegen mensen en andere dieren zijn. Toch zit er een addertje onder het gras. Gaus: “Heel diep in hun lijf zit nog steeds een beetje pitbull. Dat wil zeggen dat je als eigenaar goed moet weten hoe je met zo’n hond om moet gaan. Als je de hond een goede opvoeding geeft, zijn het voortreffelijke honden. Iedereen blijft steeds zeggen dat het aan de hond ligt maar gelukkig is in de loop van de jaren het aantal bijtincidenten afgenomen.” Uit onderzoek van de Raad van Beheer bleek dat er 16.000 behandelingen zijn voor hondenbeten in de periode 1987-1991. In de periode 2002-2006 waren dit nog 6.900 behandelingen. Als er in de journalistiek op een negatieve manier geschreven wordt over het hondenras kan dit bijdrage aan de beeldvorming van de hond. Door alle berichten kan men het idee krijgen dat de stafford meer bijtincidenten veroorzaakt.
Berichtgeving in de journalistiek
Door alle negatieve berichtgeving is de beeldvorming vastgelegd. Hoe er over de hond gedacht wordt is, moeilijk te veranderen. Volgens Gaus is het haast onmogelijk om positieve verhalen over de stafford te schrijven. “Zodra de journalist gaat schrijven over hoe leuk, lief en geweldig de stafford is, dan krijgt de journalist het hele Nederlandse volk op zijn dak. Want zij vinden dat niet de waarheid. De enkeling die het met de journalist eens is, zijn mensen die een stafford hebben.” Daarnaast verdiepen journalisten zich volgens Gaus niet genoeg in het ras voordat ze er over schrijven. Een sportjournalist verdiept zich in sport maar Gaus heeft niet het idee dat er journalisten zijn die zich verdiepen in kynologie. “Nieuws is natuurlijk ook heel anders dan de rubriek dieren. De journalist weet niet genoeg van het onderwerp af. Vaak worden positieve artikelen ingezonden door lezers. Alleen dan komen de goede dingen van het ras naar boven.” Aldus Gaus.