Het ontstaan van de gedomesticeerde huishond is waarschijnlijk begonnen door een vrijwillig samenwerkingsverband.
Daar zowel de mens als de wolf leefden van de jacht, troffen zij elkaar bij het verschalken van het wild en had de wolf in de gaten dat de mens, die beter bewapend en ook intelligenter was, gemakkelijk prooi veroverde. Geleidelijk aan legde de wolf er zich waarschijnlijk bij neer dat de mens de buit meenam en beschouwde hij daarom de mens als de meest gevreesde tegenstander. Maar in de loop van tijd moeten dit gevoel zich gewijzigd hebben en moet de wolf bepaalde voordelen in de situatie ingezien hebben. Daar de mensenstammen de gewoonte hadden ter plaatse of in hun onderkomen de stuk gesneden prooi op te eten, moet het dikwijls voorgekomen zijn dat overblijfselen van het vlees op de grond werden achtergelaten en op die manier voedsel werden voor wolven. Daardoor nam het wantrouwen van de wolf af; in plaats van de mens te ontwijken begon hij zijn nabijheid op te zoeken en te vertoeven op de de plaatsen waar de mens de gewoonte had om te jagen. De mens van zijn kant bemerkte dit en deels door nieuwsgierigheid, maar ook deels door het feit dat de nabijheid van de wolven die op voedsel wachtten de gevaren van zijn nachtrust verminderden, moedigde de wolven aan door ze minder vijandig te benaderen. Men kan zich voorstellen dat hij een vriendelijk gebaar maakte door de wolf een stuk vlees toe te werpen, die er eerst als een dief naar greep, het later als een gast en tenslotte als een vriend aannam.
Tot dan was de wolf slechts de getuige van het doen en laten van de mens, die hij van op afstand volgde, maar hij besefte al spoedig de voordelen van een dergelijke manier van samenwerking en meer en meer werd hij een onderdeel van de jacht van de mens. Op die manier kon de mens de mogelijkheden van de wolf ontdekken en besloot hij meer en meer de wolf ook voor andere taken dan enkel de jacht te gebruiken en begon hier het eigenlijke domesticatieproces. De wolf veranderde langzaam in een hond waarbij de mens steeds gerichter ging fokken op eigenschappen die hem zinvol leken. De hond ontwikkelde een genegenheid voor de mens en verdedigde hem tegen aanvallen van andere mensen en dieren. Hij leerde ook de andere diersoorten die de mens was gaan fokken te hoeden: rendieren, schapen en vee. Hij werd opgenomen in de door water omringde nederzettingen die de mens had geleerd te bouwen. Door de zeer grote variëteit van rassen verrichtte de hond geleidelijk meer nuttige taken voor de mens. Hij specialiseerde zich in verschillende soorten van jacht, in het trekken van sleden, in het vechten met andere honden of met wilde dieren en in het bewaken van de kuddes, wat zijn voornaamste taak bleef. Hij leerde ook de mens als zijn baas, gezelschap houden. De vriendschap tussen hond en mens is één van de hoekstenen in de ontwikkeling van de beschaving.